Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet werk en inkomen kunstenaars

 

Artikel 16 Definitieve vaststelling
1
Uiterlijk in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin uitkering is verleend en binnen acht weken nadat de kunstenaar de benodigde gegevens heeft verstrekt, wordt de uitkering, bedoeld in artikel 15, definitief vastgesteld.
2
Bij de definitieve vaststelling van de hoogte van de uitkering wordt van het volgende uitgegaan:
a
over de periode in het kalenderjaar waarin geen uitkering is ontvangen wordt niet in aanmerking genomen het bruto-inkomen tot een maximum per maand van het in artikel 8, onderdeel a, genoemde van toepassing zijnde bedrag, vermeerderd met de door de kunstenaar of zijn gezin verschuldigde inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet, voor zover deze hen niet op grond van artikel 46 van de Zorgverzekeringswet zijn vergoed;
b
het na toepassing van onderdeel a overblijvende meerinkomen wordt in aanmerking genomen over de periode waarin in het betreffende kalenderjaar uitkering is verleend, voorzover dat tezamen met het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, over deze periode per maand meer bedraagt dan:
1
€ 1.355,98 [Red: per 1 januari 2009: € 1.502,29] voor een alleenstaande;
2
€ 1.673,05 [Red: per 1 januari 2009: € 1.948,42] voor een alleenstaande ouder;
3
€ 1.871,42 [Red: per 1 januari 2009: € 2.073,49] voor gehuwden.
3
In afwijking van het eerste en tweede lid en artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt bij een kunstenaar wiens uitkering is beëindigd in verband met het bereiken van de maximale uitkeringsduur op grond van artikel 19, het inkomen van de kunstenaar of zijn gezin slechts in aanmerking genomen over de periode van het kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip met ingang waarop de uitkering is beëindigd, voorzover dat inkomen tezamen met het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, over deze periode per kalendermaand meer bedraagt dan het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het tweede lid, onderdeel b.
4
Indien het bedrag van de voorlopig verleende uitkering, bedoeld in artikel 15:
a
lager is dan de definitief vastgestelde hoogte van de uitkering, wordt voor het verschil ambtshalve uitkering verleend;
b
hoger is dan de definitief vastgestelde hoogte van de uitkering, wordt het bedrag dat hoger is dan de definitief vastgestelde uitkering teruggevorderd met toepassing van artikel 28.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •